Onze kerk, een basiliek


basiliek2a.jpg

Hoog bezoek!

Kardinaal Danneels kwam op woensdag 8 december 1999 naar Grimbergen om te bevestigen dat de abdijkerk Sint-Servaas zich vanaf dat moment basiliek mag noemen vanwege haar omvang en rijke religieus verleden. De inwijding was meteen het startschot van de viering van 300 jaar kerk in 2000.

Een bomvolle Sint-Servaaskerk zag om klokslag halfelf de norbertijnen van de abdij de kerk binnenschrijden. In hun kielzog volgde eregast Godfried kardinaal Danneels. Het hoge bezoek was niet toevallig. Uit Rome is de verlossende brief gekomen dat de abdijkerk zich basilica minor, of kleine basiliek, mag noemen en de kardinaal zelf wilde dat heuglijke nieuws aan de parochianen bekendmaken tijdens een eucharistieviering.

Prelaat Wagenaar leidde de viering in. Hij dankte Danneels voor zijn komst en was ook blij met het talrijke publiek. Deze kerk is een abdijkerk maar ook een parochiekerk," benadrukte Wagenaar. De plaatselijke gemeenschap en die van de norbertijnerbroeders zijn altijd nauw verbonden geweest. De ene kan niet zonder de andere. Vandaar dat vandaag de vreugde gedeeld is, aldus de prelaat.

Behalve van burgemeester en schepenen viel de aanwezigheid op van een grote groep schoolkinderen van de vrije meisjesschool, vooraan in de kerk. Ook van buiten de gemeente was er meer dan gewone belangstelling. Uit Maastricht, de Servaasstad bij uitstek, was een delegatie afgezakt van de stichting Graf van Sint-Servaas. Pastoor Gereon van Boesschoten las een vertaling van de Latijnse brief uit Rome die de basiliek-verheffing meedeelde. Kardinaal Danneels bevestigde het van zijn kant en ging daarop in de misviering voor.

De kardinaal heeft zich van meetaf achter de kandidatuur van Grimbergen gezet voor de basiliek-titel. De abdijkerk is de oudste premonstratenzerkerk die nog in functie is. Die benaming verwijst naar het Franse Prémontré, het moederklooster van de norbertijnen.
De titel basiliek, ook al is het een minor, moet de al niet geringe uitstraling van het Grimbergse monument nog vergroten. De kerk komt in het gezelschap van kleppers als Koekelberg, Halle, Scherpenheuvel en Tongeren.

Wat is een basiliek?

Sinds de 15de eeuw is een basiliek een vast omlijnd kunsthistorisch begrip: een ruimte met langwerpig grondplan en drie of meer beuken, waarvan de middelste de hoogste is en zodoende bovenverlichting heeft.

In de klassieke oudheid wordt basiliek gebruikt voor openbare verkoopsplaats, een soort hal waar van alles te koop wordt aangeboden. De naam basiliek wordt soms ook voor gerechtplaatsen gegeven. In de Griekse gebieden van Zuid-Italië en Sicilië zal men het ontstaan moeten zoeken. In 184 vóór Christus kent men de oudste bekende basiliek in Porcia.

De christenen kwamen in het begin samen voor hun eredienst in privéhuizen. In het begin van de 3de eeuw werd op deze huizen een kerk gebouwd en de naam van de eigenaar werd de patroon van de kerk. Deze huizen werden dan "ecclesia" genoemd en later en waarschijnlijk in Afrika worden deze gebouwen basiliek genoemd.

Terwijl het doel van de oudste basiliek was te voorzien in de behoefte aan vergaderruimten voor de gewone eredienst van de christelijke gemeenten op zon- en feestdagen, ging men ook spoedig basilieken bouwen op de graven van de martelaren en apostelen. Het altaar werd dan boven het graf gebouwd. In Rome waren de bekendsten de St.-Pieter en Paulus (buiten de muren), St.-Laurentius en Agnes. Op andere bekende plaatsen werden dergelijke basiliek gebouwd zoals in het Heilig land in Nazareth en Betlehem en Jeruzalem.

Het woord basiliek bleef tot in de 18de eeuw een zuiver technisch begrip en benaming. Vanaf dan wordt het als speciale eretitel gebruikt voor belangrijke kerken zowel binnen als buiten Rome. Men onderscheidt twee soorten basilieken: "basilica maior" en "basilica minor". Sinds het begin van de 18de eeuw noemt men de belangrijkste kerken van Rome: St.-Jan van Lateranen, St.-Pieter, St.-Paulus en Maria Maggiore "basilicae maiores". Buiten Rome zijn alleen de twee grootste kerken in Assisië ook "basilicae maiores". (1754 en 1909). Deze kerken bezitten een priviligium: namelijk elk heeft een 'heilige deur' die alleen in het heilig jaar (om de 25 jaar) opengaat en een conopeum en een tintinnabulum. In deze kerken is er een pauselijk altaar en een troon voor het geval de paus zelf eens in deze kerk pontificeert.
In de 2e helft van de 18de ontstond in Rome een andere titel 'Basilica minor'. Dit waren minder belangrijke kerken maar toch met een merkwaardig verleden (eerbiedwaardige ouderdom) een kunsthistorische en religieuse uitstraling en misschien een bedevaartsoord.
Op voordracht van een van de congregaties in Rome (van riten en eredienst) verleent de paus aan een bepaalde kerk deze eretitel na een verzoek van de eigen bisschop en een aanbeveling van de Bisschoppenconferentie. Kentekens van een basilica minor zijn het conopeum en het tintinnabulum. 

basiliek3a.jpg

Het conopeum

of muggennet is een weefsel dat in heel de oudheid in het oosten boven de rustbedden werd gehangen.
In de liturgie is het het altaarbaldakijk of een mooie doek dat over het tabernakel wordt gehangen als het Heilig Sacrament er in bewaard wordt. Het conopeum is een half dicht geslagen zonnescherm (of paraplu) dat in processies wordt meeggedragen achter het tintinnabulum. Het conopeum bestaat uit rode en gele stroken van zijde. Aan de onderkant staan er wapens die verwijzen naar de paus, de kardinaal, de abt, de gemeente, de abdij, de orde van Premontré enz. 

basiliek4a.jpg

Het tinitinnabulum

is een klokje in een mooi versierde houder met daarbij het beeld van de patroonheilige van de kerk. In ons geval is dat Sint-Servaas. Beide voorwerpen staan links en rechts van het hoofdaltaar zodat iedereen dat goed kans zien.

Basiliek is dus een eretitel die aan een kerk wordt verleend omwille van eerbiedwaardige ouderdom, bedevaartsplaats, religieuze en/of kunsthistorsiche uitstraling met een zekere bekendheid.

 

< terug naar Abdijkerk


pagelogo.png